Princenhagegroen

Gele Kornoelje

Gele Kornoelje

Cornaceae – kornoeljefamilie

   

Wanneer je in februari een geelbloeiende struik ziet, zal dat de gele kornoelje zijn. Hij komt in bloei tijdens een zachte fase van de winter en blijft doorbloeien, ook al sneeuwt en vriest het. Hij wordt vaak in plantsoenen en groenstroken aangeplant om zijn vroege bloei. De kleine bloemschermen zijn heel fragiel. Hij werd vroeger ook wel 'bloeiend hout' genoemd.

 

Verspreiding

De gele kornoelje is inheems in Midden - en Zuidoost-Europa. Wij vinden hem ook in West-Azië waar hij als grote, meerstammige struik of kleine 2 tot tot 8 m hoge boom groeit. Hij groeit langs bosranden, in rivierbossen, op stenige hellingen en in struwelen. In de Kaukasus en Rusland zijn de hellingen er in de voorjaarsmanden fel mee gekleurd.

Natuurlijke Nederlandse groeiplaatsen vinden we bij Gulpen en in het Savelbos bij Sint-Geertruid in Zuid-Limburg. Hij komt ook in de Belgische Voerstreek en de Maasvallei voor. Hij groeit daar in bosranden en op kalkhellingen. Het is niet duidelijk of het om een inheemse struik gaat of als geïmporteerde sierstruik  die in parken van landgoederen aangeplant werd en later verwilderde. Mooie populaties zien we op het Belgische gedeelte van de Sint-Pietersberg en in de Ardennen.

 

Naamgeving

Cornus is de Romeinse naam voor de gele kornoelje. Het woord cornu betekent hard als hout want vroeger werden er hamerstelen en wandelstokken van gemaakt. Mas is het Latijnse woord voor mannelijk.

 

Plantkenmerken

De gele kornoelje groeit meestal als meerstammige struik, maar wordt ook als halfstam en zelfs als hoogstamboom gekweekt (8 m). Hij heeft opvallend lang toegespitste, iets glanzende bladeren met vlakliggende haren aan de onderzijde. Zij verschijnen na de bloei en kleuren in het najaar oranjerood.

Als boom heeft hij een ronde kroon. De bloemen verschijnen voor het uitlopen van het blad op het oude hout. In het begin zie je gesteelde ronde bloemknoppen. Wanneer zij opengaan, vormen zij tot 2 cm grote gele bloemschermpjes met aan de basis 4 schutbladen. De bloemen zijn tweeslachtig. De bloem op zich bestaat uit vele individuele bloempjes met meeldraden die boven de schutbladen uitsteken.

Na de bloeiperiode vallen de bloemen af en ontwikkelen zich ovale, groene steenvruchtjes die in het najaar rijpen en dan donkerrood zijn. Ze zijn eetbaar geliefd bij vogels die zich van het zure vruchtvlees niets aantrekken.

De schors is bij jonge exemplaren groen en wordt later grijsbruin afbladderend.

Gele kornoelje kan ca. 100 jaar oud worden.

 

Soorten

De tot zes meter hoge rode kornoelje (Cornus sanguinea) heeft  bloedrode twijgen die in de winter extra opvallen. De bladeren hebben afstaande  of gekrulde haren  aan de onderzijde. Aan de bovenzijde zijn de haren vlakliggend. Hij bloeit in mei met witte, geurende bloemen. Somsa is er in de herfst nog een nabloei. De vruchten zijn blauwzwart en hebben rode stelen. Hij vermeerdert zich door zaad en uitlopers en houdt vooral van leemhoudende en wat vochtige bodem.

 

 

Standplaats

Gele kornoelje groeit op alle grondsoorten, maar het liefst op kalkhoudende bodem. Hij verdraagt droogte.

   

Snoeien

De gele kornoelje wordt alleen maar gesnoeid om er licht in te brengen of om de struik/boom te verjongen. Hierbij worden enkele oude takken verwijderd. Dit kan het beste aan het begin van de zomer gebeuren.

 

Gebruik

De middeleeuwse abdis Hildegard van Bingen schreef: 'De gele kornoelje reinigt en versterkt de zwakke en ook de gezonde maag en bevordert de gezondheid.’ Men gebruikte de bessen als geneesmiddel tegen ontstekingen, gastritis en spataderen.

Het verwerken van de vruchten is al lang bekend. De oude Grieken en Romeinen hebben kornoeljesbessen net als olijven, zuur ingemaakt. In de Middeleeuwen werd de gele kornoelje in kloostertuinen gecultiveerd.

In 1797 waren al 12 verschillende fruitvariëteiten met witte, gele en donkerrode bessen bekend. Er werd o.a. brandewijn van gemaakt.

Vooral in Oost - Europa werden en worden vele soorten gecultiveerd met grote, suikerrijke vruchten.

Tegenwoordig verwerkt men de vitamine- C- rijke bessen tot sap, jam, gelei, compote en wijn die helaas niet in de handel te verkrijgen zijn, maar door de Duitse, Oostenrijkse en Oost-Europese fruitboeren zelf geconsumeerd worden.

Vaak worden zij vermengd met meloenen, peren en appels.

In Oostenrijk wordt van de bessen al lang de zogenaamde ‘Dirndlschnaps’gebrand.

Kornoeljesbessensap - en limonade zijn in Turkije bekend als ‘Scherbet’.

Voor eigen gebruik wordt de gele kornoelje tegenwoordig ook in Portugal, Spanje, Italië, Kroatië en Turkije verbouwd.

In de dennenbossen van de Kaukasus groeit de gele kornoelje in het wild. De bessen worden op grote schaal naar Rusland gestuurd en daar tot de likeur ‘dernovka’ verwerkt. Zij worden geoogst door schudden van de struiken. De vruchten worden vaak in doeken of vangschermen (net als olijven) opgevangen.

In de prehistorie gebruikte men de takken van de rode kornoelje voor het vervaardigen van visfuiken en bogen.

De wrangsmakende vruchten worden kersrood.

 

Bescherming

De gele kornoelje is een zeldzame plantensoort en hoort beschermd te worden. In Nederland staat hij daarom ook op de Rode Lijst. Hij plant zich uit zaad bijna niet voort, maar vormt soms uitlopers  van op de grond hangende takken.

 

De plant is winterhard tot meer dan -35°C.

Voorkomen

De boom heeft een voorkeur voor kalkhoudende grond. In Nederland staat hij op de rode lijst als zeer zeldzaam maar stabiel. In Vlaanderen staat hij niet op de rode lijst vermeld.

Na twee of drie jaar treedt de eerste bloei op en kunnen ook de eerste vruchten verwacht worden. De vruchten zijn eetbaar. De plant wordt daarom ook wel eetbare kornoelje genoemd.

Waardplant: De gele kornoelje is de waardplant voor de larven van Antispila petryi, Antispila treitschkiella, Acronicta americana, Eupoecilia ambiguella en Spatalistis bifasciana. Dit zijn diverse soorten nachtvlinders.

Rode Kornoelje

Maak jouw eigen website met JouwWeb